Suriname Geschiedenis Deel 5: Weer Nederlands en nieuwe immigranten

Suriname weer Nederlands
Rond 1816 waren de Europese machthebbers uitgevochten en werd bepaalt welk land welke kolonie kreeg. Nederland kreeg Suriname terug. In deze tijd was ook het onderwijs aan vrijen op gang gekomen en werd dat verder vormgegeven onder Nederlands bestuur. In 1819 vond een pokkenepidemie plaats, die vooral onder de tot slaaf gemaakten een slachting veroorzaakten: 15.000! Bijna 1 op de 3 dus. Deze ramp werd gevolgd door een grote brand in Paramaribo in 1821: 400 houten huizen werden verwoest. Dit leverde economisch zware tijden op en inflatie. In Suriname was men gewoon te betalen met zogenaamd kaartengeld. Papiergeld dat alleen in Suriname geldig was. De waarde van dit geld nam in rap tempo af ten opzichte van het geld in Nederland. Men besloot daarom ook het Nederlands muntstelsel in Suriname in te voeren. Het gevolg was dat men een groot verlies leed. Het kaartengeld was ondertussen drie keer minder waard, dus het contant vermogen van de bevolking werd drie keer kleiner dan voorheen.
De verboden slavenhandel ging overigens rustig verder, maar dan in bedekte vorm. De plantages hadden immers nog steeds vraag naar nieuwe tot slaaf gemaakten. Afschaffing van de slavernij was niet aan de orde, dus betaalde arbeiders wilde men niet. Vanuit de overheid werden hoge boetes en straffen ingesteld op de slavenhandel.
In 1832 herhaalde de ramp van 1821 zich: brand in Paramaribo! Vele huizen in het centrum werden verzwolgen door de vlammen. Het gouvernement besloot dat voortaan alle daken van niet brandbare stoffen werden gemaakt. Tevens werden sommige panden niet herbouwd, om te voorkomen dat toekomstige branden zich snel zouden uitbreiden. Later bleek dat vermoedelijk drie jonge tot slaaf gemaakten de brand hadden veroorzaakt: Codjo, Mentor en Present. Ze kregen de doodstraf en werden levend verbrand.



Boeroes
Rond 1843 besloot men in Nederland om een groep Nederlandse kolonisten te sturen naar Suriname. De afschaffing van de slavernij was nabij en men voorzag problemen op het gebied van de landbouw. De tot slaaf gemaakten zouden na de afschaffing zeker niet meer willen werken op de plantages. Waar zou men dan de arbeiders vandaan moeten halen? Daarom werd er een proef gestart met kolonisten uit Nederland. Onder leiding van een predikant kwamen uiteindelijk een paar honderd Nederlanders aan in Suriname om zich te vestigen als boeren. De locatie was de oude plantage Voorzorg te Groningen in district Saramacca. Door ziektes, mismanagement en koppigheid van de leiding stierven meer dan de helft van de kolonisten binnen enkele maanden. Uiteindelijk overleefden een kleine groep, die zich uiteindelijk in Groningen en in de stad vestigden. Ze worden tot op de dag vandaag “Boeroes” genoemd. In de praktijk waren de meeste kolonisten geen boeren maar arme arbeiders op zoek naar een beter leven in Suriname. Zonder ervaring als boer en vatbaar voor tropische ziektes hadden ze weinig kans om te slagen.
Andere kolonisatie pogingen waren te Albina, de grensplaats bij Frans-Guyana. Een dertigtal Duitsers vestigden zich daar onder leiding van de heer Kappler. Ook arriveerden Chinese arbeiders en een honderdtal Portugese landverhuizers.

Afschaffing slavernij
Ondertussen waren er in Nederland bewegingen richting afschaffing van de slavernij. Rijkelijk laat, aangezien Engeland (1833) en Frankrijk (1848) de slavernij al (pas?) hadden afgeschaft. In 1853 kwam het proces op gang, om tot afschaffing over te gaan. Uiteindelijk was het op 1 juli 1863 zover: de slavernij werd afgeschaft in Suriname. Ware het niet dat de voormalig tot slaafgemaakten nog 10 jaar onder staatstoezicht vielen. Een verkapte vorm van slavernij: men was verplicht om een werkovereenkomst af te sluiten bij de persoon waar ze in dienst wilden treden. Tevens was iedereen verplicht zich te dopen. De planters kregen van de overheid per tot slaafgemaakte een vergoeding, men zag hen immers als bezit. Aangezien de overheid hun “bezit” afnam, verwachtten ze een vergoeding. De tot slaaf gemaakten zelf kregen geen kopercent.
Vele planters bleven de voormalig tot slaafgemaakten slecht behandelen, wat een trek naar de stad tot gevolg had. Daar vervielen velen tot werkloosheid. De plantages werden in groot tempo ontvolkt en werden veelal verkocht. Op sommige plaatsen zijn deze plantages opgekocht door de voormalig tot slaafgemaakten. Vooral in de districten Para en Coronie is dit het geval. Op de plantages waar men wel de nieuwe situatie accepteerden, werd nog geproduceerd en bleef de bevolking. Vele plantage-eigenaren kwamen alsnog in de problemen en kregen schulden bij de nu vrije arbeiders. Er zijn verschillende plantages op die manier in handen gekomen van de arbeiders. De plantage werd verkocht en de arbeiders uitbetaald in grondrechten, vanwege de achterstalligen lonen.

Brits-Indische arbeiders
Om een oplossing te brengen voor het grote tekort aan arbeiders op de nog functionerende plantages sloot Nederland met Engeland in 1870 een contract, nadat een poging om 400 Chinese arbeiders te importeren mislukte: de helft overleed op de boottocht. Het contract met de Engelsen betrof het importeren van vrije arbeiders uit Brits-Indië (India). Op 5 juni 1873 kwamen de eerste arbeiders aan. Uiteindelijk kwamen er tienduizenden nieuwe arbeiders naar Suriname. Vandaag de dag worden zij de Hindostanen genoemd in Suriname, de grootste bevolkingsgroep. Ze werden te werk gesteld op de plantages en werden niet veel beter behandeld dan de tot slaafgemaakten. Het verschil was dat ze (karig) betaald werden en vrij waren. Mishandelingen van vrije arbeiders waren aan de orde van de dag. Dit leidde regelmatig tot opstanden van de arbeiders. Bij de opstanden werden regelmatig arbeiders doodgeschoten in een poging te orde te bewaken. Hierbij niet de bron van de ontevredenheid oplossend: slechte betaling en slechte behandeling van de Hindostanen. Later werd het contract tussen Engeland en Nederland beëindigd, Engeland was begrijpelijkerwijs ontevreden over de behandeling van oud-onderdanen.

Javanen
De aanvoer van Hindostanen droogde dus op, maar er was nog onverminderd behoefte aan nieuwe arbeiders in Suriname. Nederland bedacht daarom om Javaanse arbeiders te werven voor Suriname. Op Java was veel armoede en werkloosheid, dus zou deze nieuwe volksverhuizing voor iedereen voordeel kunnen brengen. Na een geslaagde proef in 1890, werd vanaf 1896 echte aanvang gemaakte met immigranten uit Java. Tot aan de 2e wereldoorlog werden meer dan 33.000 mensen uit Java naar Suriname gehaald. Net als de Hindostanen dienden zij hun vijfjarig contract uit en gingen vervolgens wonen op gronden die de overheid hen ter beschikking stelden, hun contract verlengen deden ze meestal niet. Ze gingen ook niet terug naar Java.

Met de immigratie van de Javanen besluiten we deze inleiding in de vroege geschiedenis van Suriname.

Andere delen:
Suriname Geschiedenis Deel 1: De Wilde Kust en Kolonisatie

Suriname Geschiedenis Deel 2: De Zeeuwen en de Sociëteit

Suriname Geschiedenis Deel 3: Economische voorspoed en Marronage

Suriname Geschiedenis Deel 4: Geleende rijkdom en Einde slavenhandel

Bronnen
Albert HelmanAvonturen aan de Wilde kust
De stille plantage
Cynthia McLeodHoe duur was de suiker?
Zenobia – Slavin op het paleis
John Gabriël StedmanReize naar Surinamen
Suriname PlantagesOverzicht van alle Surinaamse Plantages